Stel, je geeft een lezing, je vertelt op een feestje over je werk of je schrijft een artikel over je vakgebied. Voor je het weet, zijn woorden voor jou al zo vanzelfsprekend geworden dat je niet meer door hebt dat een ander erover struikelt. Hoe kun je toetsen of je verhaal vrij is van jargon?
Dit artikel in een notendop
- Vuistregel: als een middelbare scholier van 14 jaar het woord niet kent is het jargon.
- Ga er niet vanuit dat mensen de krant en het nieuws net zo consumeren als jij doet en daarmee alsnog dezelfde woordenschat en kennis hebben geleerd als jij.
- Bij een lastig woord wat je publiek niet zo snel paraat heeft, verlies je snel de aandacht .
- Hoe complexer de inhoud, des te belangrijker dat de taal eenvoudig is.
Waarom je buurjongen van 14 goud waard is
Een van de eerste vuistregels die ik opdeed in mijn beginjaren als wetenschapsjournalist bij radio en TV, is dat de woordenschat van een 14-jarige de geschikte woorden zijn voor een breed publiek.
Er zijn meerdere wegen die naar Rome leiden, bij de wetenschapsredactie van de Volkskrant staat ‘tante Miep’ bijvoorbeeld centraal. Ik leg hier graag uit waar het idee van de 14-jarige vandaan komt.
Wat is überhaupt een breed publiek? Laten we daarmee starten.
Met een breed publiek bedoelen we veel verschillende mensen. Van een hoogleraar economie, een bioloog, je oudtante, je buurjongen, een secretaresse of een winkelmedewerker. Je zou ook kunnen zeggen: een breed publiek, dat zijn zoveel verschillende mensen dat de achtergrondkennis van deze groep omschreven kan worden als “ze hebben werkelijk geen kaas gegeten hebben van jouw vakgebied”. Laten we dus zorgen dat deze mensen met interesse naar je luisteren en maak het ze gemakkelijk je te volgen.
Wat hebben bijvoorbeeld een hoogleraar kunstgeschiedenis, een receptionist en bankmedewerker met elkaar gemeen in woordenschat?
We volgen in Nederland hetzelfde onderwijs tot de middelbare school. Zo vanaf een jaar of 14 begint het verschil steeds groter te worden. Waar een toekomstig microbioloog leert over biologie, natuurkunde en wiskunde, gaat de econoom in wording een andere richting op met focus op vakken zoals maatschappijleer en economie. Vanaf deze leeftijd loopt onze woordenschat en kennis via het reguliere onderwijs dus steeds verder uiteen.
Dus stel, je bent zelf microbioloog en je wilt dat dat de econoom je verhaal ook snapt. Ga dan terug naar het moment waarop jullie paden uit elkaar zijn gegaan. Gebruik geen woorden die jij daarna pas hebt geleerd en de econoom niet vanzelfsprekend ook heeft opgedaan.
Mensen consumeren nieuws ook anders
Ga er ook niet vanuit dat mensen de krant en het nieuws net zo consumeren als jij doet en daarmee alsnog dezelfde woordenschat en kennis hebben geleerd als jij.
Om nieuwsberichten te consumeren, scheelt het om al een context, een ‘haakje’ in je hoofd paraat te hebben. Heb je weinig context paraat dan kost het meer moeite nieuwe informatie tot je te nemen en is het dus vermoeiender. Waar jij dus voor je plezier een nieuwe ontwikkeling in de immunotherapie volgt, zal de ander zich meer ontspannen voelen door een artikel te lezen waarin een nieuwe visie over het Angelsaksische marktmodel wordt beschreven.
Dit is te illustreren met een simpel voorbeeld. Stel, je laat een schaakbord met een opstelling zien aan een leek en aan een ervaren schaakspeler. De schaakspeler zal naderhand met gemak kunnen benoemen waar het paard en de koningin stonden. De leek is wellicht al blij als het aantal stukken überhaupt nog terug te halen is uit het geheugen, laat staan welke stukken het precies waren en waar ze stonden.
Kortom: niet alleen kost het ons minder moeite en is het dus plezieriger om informatie tot ons te nemen waar we al enigszins in thuis zijn, het is ook nog eens makkelijker te onthouden.
Gebruik eenvoudige woorden
Gebruik dus zoveel mogelijk simpele woorden. Dat gaat ook op voor woorden waar we even bij moeten nadenken.
Bijvoorbeeld een woord als ‘transformatie’ ligt niet lekker in ons dagelijks taalgebruik. Een woord als ‘verandering’ wel. Dit is dus niet per se jargon vermijden, maar wel moeilijke woorden verwijderen. De reden? Bij een lastig woord wat we niet zo snel paraat hebben, moeten we even een seconde nadenken. En dat kan net tijdens de tweede helft van je zin zijn, die je toehoorder dan onbewust mist.
Conclusie: denk aan je buurjongen of buurmeisje van 14
Als je dus wilt toetsen of jouw verhaal begrijpelijk en goed te volgen is voor een breed publiek, bedenk dan je het zou vertellen of laat lezen aan je buurjongen of buurmeisje van 14.
Bij welke woorden zouden zij struikelen of de aandacht verliezen?
Dit zijn de woorden die je het beste kunt vervangen. Niet alleen je buurkinderen, ook de hoogleraar kunstgeschiedenis of de topeconoom zullen dit waarderen!
Meer weten?
Ik denk graag met je mee!